VERSCHRALING deel 2:
Dit artikel verscheen eerder in nummer 2 van het Permacultuur Magazine met als thema ‘Openbare ruimte‘.
Opnieuw een heel actueel thema in tijden van de discussies rond stikstofdepositie en het ontstaan van allerlei kleine voedselbossen. Download het artikel als PDF.
foto’s Marc Siepman
auteur Linder van den Heerik
In het vorige nummer van Permacultuur Magazine gaf Irene Verbeek een aanzet tot discussie rondom het verschralingsbeleid in het Nederlandse natuurbeheer, en het idee dat successie in Nederland steeds teruggezet moet worden. In dit nummer de repliek van Linder van den Heerik.
De argumentatie vóór verschraling en het terugzetten van successie is terug te voeren op twee punten. Ten eerste de problemen met stikstofdepositie en ten tweede de veronderstelling dat voor climaxvegetatie, volwassen bossen, geen ruimte is in Nederland of dat deze minder waardevol zou zijn. Hieruit volgt weer het idee dat we natuur telkens terug moe- ten zetten naar enkele fasen in successie eerder. Hetzij naar de ultieme pioniers- vegetatie zoals bloemrijk grasland, hetzij naar jong bosland.
Stikstofdepositie
De door uitlaatgassen, industrie en veehouderij geproduceerde stikstofoxide- en ammoniakgassen dalen weer neer op het landschap (stikstofdepositie) en verstoren de nutriëntenbalans in de bodem.
Om deze reden wordt uit bossen hout afgevoerd, en van graslanden het maaisel afgevoerd. Zeker in de bossen blijkt dit overigens juist verdere problemen te veroorzaken doordat in verhouding te weinig van de andere mineralen overblijven in het bos. Bovendien is dit dweilen met de kraan open. Als we constateren dat de stikstofuitstoot van uitlaatgassen en veehouderij een probleem vormt, dan moeten we naar mijn mening vooral inzetten op de aanpak van het probleem, in plaats van proberen de symptomen te bestrijden. Maar ook als we niet in staat zouden zijn om iets te doen aan stikstofdepositie, kunnen we maar beter de natuur proberen haar gang te laten gaan en een antwoord te vinden op de veranderde omstandigheden in de wereld. De natuur is dynamisch; het helpt niet als wij blijven vasthouden aan een beeld van hoe de natuur eruit zou moeten zien, gebaseerd op hoe het vroeger was.
Tegenhouden van successie
Dit wordt gerechtvaardigd met een aantal argumenten. Zo is de biodiversiteit in jong grasland inderdaad heel hoog, en vooral heel aaibaar: mooie bloemrijke pioniersvegetaties die zoemen van het leven. Nu vind ook ik dit soort gebieden prachtig, en het hier en daar in stand houden van zo een bloemrijk grasland kan prachtig cultuurlandschap opleveren, maar met natuurbeheer heeft het mijns inziens weinig te maken. Het is de menselijke geest die zich hecht aan iets dat in de natuur een tijdelijke situatie is. Pioniersvegetaties maken plaats voor ruigtes, ruigtes voor jong bos, en jong bos groeit uit tot volwassen bos.
Dat volwassen bos is iets waar Nederlandse natuurbeheerders blijkbaar huiverig voor zijn. Zo zou Nederland te klein zijn voor dit soort bossen, de groei van een volwassen bos minder zijn dan van een jong bos, en de diversiteit er te laag zijn. Zaken waar de mens een waardeoordeel aan verbindt, maar waar de natuur maling aan heeft. De diversiteit die een volwassen bos met zich meebrengt is namelijk net zo goed van waarde, en ook voor ons mensen is daar van alles en nog wat te halen. Zo biedt een volwassen bos habitat aan tal van kleine en grotere roofdieren die in het cultuurlandschap eromheen een belang- rijke rol kunnen spelen in het beheer van allerlei plaagdieren in de landbouw. In een volwassen bos zal er weinig nieuwe groei in de bomen en planten zitten maar het produceert wel degelijk grote hoeveelheden biomassa. Niet alleen in de vorm van blad, maar ook van allerlei vruchten en noten. In een volwassen bos kunnen jaarlijks ontzettend veel eikels, kastanjes en beukennootjes op de bosbodem terechtkomen. Deze vorm van biomassa voedt allerlei kleine dieren die op hun beurt weer voedsel zijn voor kleine en grote roofdieren.
De vraag of Nederland te klein is voor volwassen bossen leidt tot de volgende vraag: hoe willen we eigenlijk dat het Nederlandse landschap eruitziet, of gaat zien? Met het oog op klimaatverandering, verdergaande industrialisering en het ontstaan van grondstoftekorten moeten we concluderen dat het land- schap de komende eeuw drastisch zal veranderen. Naar mijn mening kunnen we er maar beter voor zorgen dat dit landschap zo goed mogelijk bestand is tegen deze uitdagingen. Het grootste deel van het Nederlandse landschap is nu landbouwgrond gebaseerd op het verbouwen van eenjarigen. Van dit landbouwareaal wordt het grootste deel gebruikt voor de productie van calorieën, eiwitten en vetten. Dit komt neer op granen, zonnebloemen of koolzaad en bonen die we ofwel zelf consumeren ofwel aan vee voeren.
En hier liggen kansen, want juist die drie delen van ons dieet kunnen we prachtig, in ieder geval voor een groot deel, vervangen door producten die aan bomen groeien: noten en kastanjes. Ze bevatten eiwitten, calorieën en vetten. We zouden dan naar een landschap gaan waarin 75 tot 90 procent van het landschap dat nu wordt gebruikt voor de teelt van voornoemde eenjarigen bestaat uit productief boslandschap. Denk je eens in hoe mooi dát kan zijn, hoeveel minder gevoelig voor extreem weer, hoe stabiel en aangenaam. In een dergelijk landschap kunnen de stukjes natuur die er nog over zijn in Nederland daadwerkelijk met rust gelaten worden en zo de ruggengraat vormen van het landschap.
Moeten we wachten tot we zover zijn met het met rust laten van onze natuur- gebieden? Nee, het duurt eeuwen voor een echt volwassen bos gevormd is. Dus laten we er alsjeblieft zo snel mogelijk mee beginnen.